Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Waterstaatswet 1900

 

Artikel 69
1
De beheerder stelt een calamiteitenplan vast en draagt zorg voor de bekendmaking ervan. Een calamiteitenplan bevat in ieder geval:
a
een overzicht van de soorten calamiteiten die voor de waterstaatswerken kunnen optreden, inclusief een inventarisatie van de daarmee gepaard gaande risico's;
b
een overzicht van te nemen maatregelen en het beschikbaar materieel, benodigd om de onderscheidene calamiteiten het hoofd te bieden;
c
een overzicht van de diensten, instanties en organisaties, die bij gevaar kunnen worden ingeschakeld;
d
een schema met betrekking tot de calamiteitenorganisatie van de beheerder;
e
een meld- en alameringsprocedure;
f
een beschrijving van het moment en de wijze van het door de beheerder informeren van burgemeesters en wethouders van de gemeenten waarbinnen de waterstaatswerken zijn gelegen;
g
een overzicht waaruit blijkt op welke wijze de beheerder de kwaliteit van de calamiteitenorganisatie waarborgt.
2
In het calamiteitenplan dient de afstemming op provinciale coördinatieplannen, rampenplannen en voor de waterstaatszorg van belang zijnde rampbestrijdingsplannen, vastgesteld voor het gebied waarin de waterstaatswerken zijn gelegen, te zijn gewaarborgd.
3
In het calamiteitenplan dient de afstemming op calamiteitenplannen van andere beheerders, indien, in het bijzonder bij gevaar, sprake is of zou kunnen zijn van waterstaatkundige samenhang tussen de onderscheidene waterstaatswerken, te zijn gewaarborgd.
4
De in het eerste lid bedoelde verplichting geldt niet indien burgemeester en wethouders beheerder zijn, tenzij gedeputeerde staten deze noodzakelijk achten in verband met waterstaatswerken van bijzondere betekenis die bij de desbetreffende gemeente in beheer zijn.
5
Een ontwerp van het calamiteitenplan wordt in elk geval voor commentaar gezonden aan het bestuur van de regionale brandweer, aan burgemeester en wethouders van de gemeenten waarbinnen de waterstaatswerken zijn gelegen, alsmede aan de overige beheerders, bedoeld in het derde lid.
6
De beheerder zendt het door hem vastgestelde calamiteitenplan in elk geval aan gedeputeerde staten, het bestuur van de regionale brandweer, burgemeester en wethouders van de gemeenten waarbinnen de waterstaatswerken zijn gelegen, de overige beheerders, bedoeld in het derde lid, en ter kennisneming, aan Onze commissaris in de provincie.
7
De in het eerste lid bedoelde vaststelling geschiedt voor de eerste maal binnen twee jaar na de datum van inwerkingtreding van deze wet.
8
De beheerder beziet met passende tussenpozen doch ten minste éénmaal per vier jaar of het calamiteitenplan moet worden herzien en bijgewerkt.


Jurisprudentie bij dit artikel

  • Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.

  • Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.
  •